woensdag 29 augustus 2007

Beginnen


Volgende week begint de opleiding geestelijke begeleiding. Met een tweedaagse op Hydepark en de eerste colleges op woensdag aan het Titus Brandsmanstituut.

Ik ben begonnen me in te lezen. Over Johannes Cassianus (ca. 360-435), een kluizenaar die leefde in de woestijn. Hij keerde zich af van de woestenij die de bewoonde wereld volgens hen geworden is, want daar zijn mensen zozeer verwikkeld in allerlei verbanden dat ze niet meer aan God toekomen.


Kun je alleen maar meer aan God toekomen door de wereld te ontvluchten?
Waar vind je de woestijn in je eigen leven?

Ik moet denken aan Thomas Merton die de rust van de abdij zoekt maar ontdekt dat het zo druk is met zijn 270 medebroeders in Gethsemani dat hij ook daar de stilte zelf moet creëeren. Je kunt de wereld wel ontvluchten, maar de grootste onrust draag je zelf met je mee. Merton gebruikt een sterk beeld: als je je helemaal op laat slurpen door wat je doet, ben je als een zwerver (een 'gek') die slaapt op het trottoir voor zijn huis in plaats er binnen te wonen waar het rustig is en warm.

Cassianus maakt onderscheid tussen het werkdoel en het einddoel. Vasten en waken zijn geen doel op zich. Het gaat om het bereiken van een zo groot mogelijke openheid en transparantie, om ruimte te scheppen voor God.

Zo noteert Cassianus een gesprek met de woestijnvader Abraham, die de ' geestelijke weg' vergelijkt met de bouw van een koepelgewelf. Bij iedere steen die de metselaar legt, bij iedere omtrek die hij maakt, laat hij zich leiden door een uiterst precies middelpunt. Laag na laag wordt rond dit middelpunt de koepel opgetrokken. Horizontaal en verticaal ontstaan rondingen rond dit ene middelpunt. Hoe meer de bouw vordert, hoe meer het onzichtbare midden zichtbaar wordt dat de koepel van binnenuit vormt. Zoals het Midden van de koepel niet in het platte vlak ligt, zo ligt ook het centrum van het religieuze leven buiten het vlak van onze menselijke manipulatie. Het is daarom belangrijk dit Midden open te houden. Op het moment dat wij het contact met het Midden verliezen of zelf de plaats van dit Midden innemen, verliest dit gebouw zijn werkelijke centrum, dat alleen in God gelegen is. (Gevonden in: Arjan Broers, Dwarsliggers in de naam van God). (Het voorbeeld is uit Johannes Cassianus, Collationes XXIV, 6)