zaterdag 25 juli 2009

Paulus en Franciscus


Het zijn heel verschillende mensen. Qua karakter, levenskeuzen. Maar wel allebei geraakt door Jezus en de ontmoeting met de Levende Heer.
Een overeenkomst is wellicht ook dat beiden in navolging van Jezus' bergrede zelf aanwijzingen voor het leven geven. Paulus in zijn brieven en Franciscus in zijn vermaningen.



Op zondag 26 juli heb ik geprobeerd de paraenese van Paulus in Romeinen 15 te verbinden met de levenshouding van Franciscus.
Ik werd daarbij geinspireerd door een boek van Theo Zweerman.
Franciscus leefde net als Paulus in een bewogen tijd. Er was veel in beweging. De traditionele kaders waren verdwenen. De macht van de Duitse keizer was afgebrokkeld, er was een groot conflict met de Islam. Nieuwe machten kwamen op en de machtverhoudingen verschoven. De steden kwamen op en het Italië waar Franciscus opgroeide, kende een grote economische bloei.
En levend tussen de mensen die dankzij de handel en de oorlog groot geld verdienen, maakt Franciscus andere keuzes. Hij daalt van zijn paard en omarmt en kust een melaatse; hij trekt met een kruistocht mee naar het heilig land; maar niet om de Islam te bestrijden maar om een gesprek met de sultan te voeren.
Als je Franciscus zou vragen, waarom hij die keuzes maakt, zegt Hij: omdat ik in Jezus de liefde van God herkend hebt, die naar beneden kwam om ons te dienen.
Op een heldere manier maakt Theo Zweerman in dit boek duidelijk waar het Franciscus om ging en hoe hij geinspireerd door het evangelie zijn eigen weg koos. Een weg die haaks staat op de waarden die in onze samenleving centraal stonden – en staan.
Het gangbare patroon van ons leven kun je samenvatten met de drie C's: to claim, to control, to climb. We claimen, eisen onze rechten op; we proberen ons leven te controleren; we proberen op te klimmen, hogerop te komen.
Franciscus ontdekte dat dat niet de manier is om het ware geluk te vinden.
Hij ontdekt dat het echte leven te vinden is in de tegenpolen van claimen, controleren en opklimmen, namelijk in de drie D's: danken, dienen en dragen.
Want Franciscus wilde zich boven alles toevertrouwen en God zijn dankbaarheid betuigen. En hij deed dit door zichzelf terug te geven aan de Gever.
Want danken is jezelf teruggeven aan God, aan de bron van je leven. Dat is dus het omgekeerde van claimen, willen bezitten, beslag leggen op, je rechten laten gelden. Niet : je iets toe-eigenen, maar: teruggeven. Leven uit dankbaarheid.
En het tweede is: dragen, het hooghouden je schouders onder een situatie te zetten. Of een ander te dragen die het minder heeft. Niet denken dat je groter bent; dat je omhoog moet klimmen, zelfverheffing ten koste van de ander. Neen, ervoor kiezen om de ander juist in al zijn hebben en houden te ondersteunen en hoog te houden.
Dus: danken en dragen, en daarmee geef je aan dat je dienend in het leven wil staan. Wij zouden zeggen: om gehoor te geven aan… Niet: de controle willen houden.
Ik herken die levenshouding van danken – dienen – en dragen in de adviezen van Paulus.
• Dankbaar: Je leeft tot eer van God, je kunt hem dankbaar zijn voor wat hij je schenkt.
• Dienend: Je richt je op het belang van een ander.
• Dragend: Je aanvaardt elkaar.
Betekent dat we weer terug moeten naar de Middeleeuwen, naar feodale tijden? Je kunt in onze tijd toch niet aankomen met nederigheid en deemoed?
Of vertolken Paulus en Franciscus juist precies waar het Jezus om ging toen hij van zichzelf zei: “de Mensenzoon is niet gekomen om gediend te worden maar om te dienen?”
Misschien kan ik het best proberen duidelijk te maken aan wat Paulus zegt in Romeinen 15, vers 7: "aanvaardt elkaar".
Dat is meer dan elkaar respecteren, al zal het daar zeker mee beginnen. Maar respecteren kan nog iets vrijblijvend in zich hebben, iets passiefs. Voor het respecteren van een ander of zijn mening of standpunt, hoef ik niet veel te veranderen. Je kunt de ander wellicht verdragen.
Maar een ander aanvaarden is actiever en positiever: je kiest voor elkaar. Je houdt de ander hoog, je draagt de ander. En dat is een bewuste en vrijwillige keuze. Van mensen die elkaar niet uitgekozen hebben omdat ze dezelfde ideeën hadden , of dezelfde afkomst.
De kerk die Paulus voor ogen staat, is een gemeenschap die er gekomen is omdat willekeurige mensen op een bepaald moment geraakt zijn door de woorden over Jezus. Zijn weg van liefde en offerbereidheid, zijn kruisdood en opstanding lieten hen niet meer los. Het had hun leven veranderd en hen een totaal ander zicht op het leven gegeven. Zij waren in de vrijheid en ruimte komen leven. Tot hun verrassing waren zij ondanks hun verschil in afkomst en traditie een nieuwe gemeenschap geworden.
Zij hadden elkaar leren aanvaarden zoals God hen aanvaard had als leden van een groot gezin. Christus had hen - als ijzerdeeltjes door een magneet aangetrokken - bij Hemzelf en daarmee bij elkaar gebracht.
Want als je weet dat Christus je aanvaard heeft zoals je bent – dan mag je er zijn zoals je bent. Vanuit die liefde en zorg van Christus voor ons worden de onderlinge verschillen niet meer het bepalende.
Maar, dat zien we pas als we eerst naar Jezus kijken en dan pas naar onszelf. Dat is een levenshouding van danken – dienen – dragen.
Hein Stufkens vat de weg van Franciscus van Assisi samen als een zevenvoudig pad:

Ik buig in liefde en dankbaarheid voor het geheim
en ik open mijn hart vol mededogen voor al wat leeft.

Ik zie alle schepselen als mijn broeders en zusters
en ik draag ze zoals ik zelf gedragen zou willen worden.

In overgave vind ik vrede en ongewapend ga ik op weg.
Vrede wens ik vriend en vijand.

Niets en niemand eigen ik mij toe:
Ik leef eenvoudig en alles wordt mij geschonken.

Ieders dienaar ben ik, niemands slaaf:
Zo geef ik gehoor aan mijn roeping.

Belangeloos ga ik om met de mensen.
In ieder groet ik het licht.

In vreugde leef ik dit leven,
Om mijn lippen zomaar een glimlach.

donderdag 16 juli 2009

Evangelie als leefregel (Franciscus van Assisi)


Voor het volgende tentamen/werkstuk, moet ik ver terug in mijn archief. Het betreft het tweede blok van het eerste jaar. Was ik er maar eerder aan begonnen...
Maar ik was al eerder begonnen!
Een van de werkstukken voor mijn eindexamen geschiedenis op de middelbare school ging over Franciscus. Ik herinner me nog dat mijn docent als commentaar gaf: je bent vast door hem geraakt. Je hebt een betrokken werkstuk gemaakt.
Na een bezoek aan Assisi (mei 1988) is dit de derde keer dat ik Franciscus en zijn leven en geschriften ter hand neem.

Mystiek staat niet haaks op maatschappelijke betrokkenheid. Dat is wat me nu in eerste instantie invalt. Franciscus (1182-1226) wilde mensen inspireren tot de 'vita evangelica', een leven in het voetspoor van Jezus.

"En ik, kleine broeder Franciscus, jullie dienaar, bevestig voor jullie deze allerheiligste zegen." Zo laat Franciscus, omringd door zijn volgelingen, als slotzin opschrijven in zijn Testament. Hij voelt zijn einde naderen en geeft zijn volgelingen op hun verzoek een laatste zegen.

Het Testament is een van de boeiendste geschriften van Franciscus. Het is ook het enige waarin hij iets over zichzelf vertelt.

Opvallend is vooral de zin waarin Franciscus zegt, dat God zelf hem heeft geopenbaard "dat ik moest leven met het heilig evangelie als regel".
Het evangelie als leefregel: dat is de rode draad door al zijn geschriften.

Franciscus’ roeping vond plaats in 1208, toen hij 26 jaar oud was. In de kerk van Assisi sloeg hij het Nieuwe Testament op een willekeurige pagina open en las Mattheüs 19, 21, waar Jezus zegt: "Als je volmaakt wilt zijn, ga dan naar huis, verkoop alles wat je bezit en geef de opbrengst aan de armen; dan zul je een schat in de hemel bezitten. Kom daarna terug en volg mij."

Franciscus nam dit kennelijk heel letterlijk. Hij verliet zijn ouderlijk huis – hij kwam uit een welgestelde familie – en ging leven als een boeteling. Om aan eten te komen bedelde hij. Hij leefde van de tafel van de Heer, die niemand uitsluit.
De mensen verklaarden hem voor gek: eerst al je bezittingen weggeven en dan je hand ophouden? Maar er spreekt authenticiteit uit Franciscus’ gedrag en al spoedig kreeg hij volgelingen. In 1209 gaf paus Innocentius III zijn goedkeuring aan de groeiende beweging en die werd een officiële orde, die van de 'minderbroeders'.

Tentamen ingeleverd


Met veel plezier heb ik gewerkt aan het tentamen 'de spiritualiteit van de liturgie' naar aanleiding van het college van Ad de Keyzer.
Werkend aan deze eindopdracht, werd ik me iets heel fundamenteels gewaar. Ik schaam me er nu bijna voor als ik het me realiseer: de kerkdienst, de viering ervoer ik vooral als iets dat ik moest doen, als was ik degene die het geheel voltrok. Het besef is steeds groter geworden dat ik deel van het volk ben dat bij-Een-komt. Daarin heb ik wel een specifieke rol, maar het is de Geest die bemiddelt en verbindingen legt.
Hierdoor ontstaat weliswaar een paradox: juist door aanwezig te zijn, en de rol van voorganger op me te nemen, ben ik een levende heenwijzing naar God. Niet ik ben de bemiddelaar maar de Geest. Terwijl mijn woorden (voorbereid, goed gekozen en overwogen) er wel toe doen.
Hierbij aansluitend: Het besef van wat ik nu maar even noem de ‘democratiseirng van de liturgie’, is groter geworden: het ‘volk’ is celebrant en niet slechts toehoorder of ontvanger.
De colleges en de doordenking ervan hebben mijn houding 180 graden omgedraaid: het gaat om wat zich voltrekt tussen God en mensen. Het model en de daarin gehanteerde riten.
Ook heb ik een nieuwe kijk gekregen op klassieke termen als ‘offer’ en ‘transsubstantiatie’. Het model van de lectio divina werk vruchtbaar om de betekenis van deze termen opnieuw te verstaan. Bij transsubstantiatie verstaan als omvorming, ligt de focus niet meer op wat er met de ‘dingen’ gebeurt, maar wat er tussen God en mensen gebeurt, en dat God mij (ons) op het oog heeft in die omvorming.
Als protestant herken ik bij mezelf de behoefte om liturgie in termen van functionaliteit te begrijpen. Waar is het voor? Wat betekent het? Elk gebaar of ritueel moet een duidelijk doel dienen of functie hebben. Er moet vooral niets geheimzinnigs of mysterieus in de vormgeving van de eredienst zijn.
Het gevaar hiervan is dat een eredienst plat kan worden: niet meer dan wat we zelf kunnen bedenken. Het mystagogisch element valt daarmee buiten het zicht van mij als protestantse liturg.
Ik heb meer oog gekregen het aspect van de liturgie - en trouwens ook van het kerkelijk jaar - dat mystagogisch is: dat invoert in het Geheim, het mysterie van het geloof.
Daarbij is het besef gegroeid dat de essentiële waarde van de liturgie een mystieke weg kan vorm geven. Een weg waarlangs mensen tot God komen en God tot mensen nadert. Er zit een dynamiek in de opbouw van de liturgie waar een werking van uitgaat.
Het college (en de inspirerende manier van lesgeven; dank daarvoor) hebben mijn gevoeligheid daarvoor ontwikkeld en vergroot.
Het gaat in mystagogie om perspectiefverschuiving. Dat we niet alleen weten wat wij doen in de kerk, maar ook enigszins gaan aanvoelen wat God doet in de kerk. Tot mijn verrassing herkende ik dit ook in de uitgangspunten van het Dienstboek van de Protestantse kerk in Nederland. Daarin wordt dit ook uitdrukkelijk geformuleerd: “Het is God zelf die zijn naam doet gedenken.”

woensdag 15 juli 2009

Gelezen


‘Spiritualiteit is temidden van vreugde of verdriet tot in het diepst van je wezen geraakt worden en daardoor in beweging gezet worden’.

dinsdag 14 juli 2009

nederigheid


Ad de Keyzer gaat in zijn college uitgebreid in op de notie van 'offer' in de mis. Een offer is een handeling waardoor de mens een gave als symbool van zijn zelfgave aan God aanbiedt. Daarmee laat hij zijn afhankelijkheid en betrokkenheid ten opzichte van God ten diepste zien.
In de mis worden de woorden gezegd: 'Moge de Heer dit offer uit uw handen aannemen...' Dat wil zeggen dat de gelovigen hiermee het 'eigengereide' uit handen geven en zich gewonnen geven aan God, zich met God verenigen.

We moeten wel opletten wanneer een term als nederigheid valt. Het gaat dan niet om een morele categorie ("je moet nederig zijn"), maar om een zijnscategorie.
Nederigheid is niet iets wat ik móet zijn, maar iets waarvan ik mij bewust ben dat ik het bén - in mijn verhouding tot God.
Willen wij onszelf wegschenken als offer aan God, dan kan dat alleen in een geest van nederigheid en met een vermorzeld hart.
Mijn leven kan alleen dan offer aan God zijn, wanneer ik mijn eigen ikkigheid volledig en onvoorwaardelijk ter beschikking wil stellen van de Ander en ik niet meer van mijzelf ben. Je kunt dus zeggen dat – in zekere zin – 'ik' vermorzeld ben als ik offer aan God ben geworden.
Deze nederigheid schept de mogelijkheid dat God mij als offer aanvaardt.
Het gaat om: "niet mijn wil maar uw wil geschiede", en: "mij geschiede naar uw woord."

donderdag 9 juli 2009

In jou


Vanmorgen bij ochtendmeditatie mooie tekst van Teresa van Avila:

En mocht je soms niet weten
waar je Mij zult vinden,
dwaal dan niet van hier naar ginds,
maar, als je Mij vinden wilt,
moet je Mij in jezelf zoeken.

Want jij bent mijn onderdak,
jij bent mijn thuis en verblijf,
en daarom klop ik altijd bij jou aan,
wanneer ik vind in jouw gedachten
de deur gesloten.

Buiten jezelf hoef je Mij niet te zoeken,
want om Mij te vinden
zal het genoeg zijn Mij alleen maar te roepen;
Ik zal dan zonder talmen naar jou toegaan
en Mij moet je zoeken in jezelf.

woensdag 8 juli 2009

Omvormingsproces


Spiritualiteit is niet geïnteresseerd in God als zodanig, stelt Ad de Keyzer.
De focus bij het tentamen Liturgische Spiritualiteit ligt bij de mystagogische aspecten van de liturgie. Hoe kan het vieren bemiddelen bij of ons begeleiden op onze geestelijke weg?
Spiritualiteit houdt zich bezig met de verhouding tussen God en mens. De vraag luidt steeds: Wat speelt er zich af binnen de wederzijdse betrekking tussen de goddelijke werkelijkheid en die van de mens?
De betrekking tussen God en mens kenmerkt is beweeglijk. Deze dynamiek noemt men in de spiritualiteitstraditie 'omvormingsproces'. Vergelijk Genesis 1,26 waarin -in principio- over de betrekking tussen God en mens geschreven staat: En God sprak: Nu gaan wij de mens maken, als beeld van Ons, tot onze gelijkenis.

- Het gaat om het besef dat de mens is omdat zij of hij door God geschapen is. Dat wil zeggen dat je leeft vanuit het besef dat je je leven te danken hebt aan je Schepper.
- Nader aangeduid: we zijn gevormd naar Gods beeld zijn geschapen. Bijna alle vertalingen van Genesis 1,26 vertalen de beide omvormingsmomenten (beeld van God en onze gelijkenis) nevenschikkend, alsof het om synoniemen zou gaan: als beeld van ons en op ons gelijkend. Er staat echter tussen deze beide woordparen een woordje dat ook gelezen kan worden op een wijze dat het een richting aangeeft. Dat hoor je niet: als onze gelijkenis, maar: tot onze gelijkenis.
Deze omvorming tot zijn gelijkenis is een proces, een weg. Het gaat gepaard met vallen en opstaan. Ik raak steeds opnieuw vervormd, los van mijn bron. En wordt steeds opnieuw geboren. Totdat uiteindelijk, wederzijds, de mens in God en God in de mens zijn omgevormd, in heerlijkheid.